Stories
Interview: Rockmonster Wolfmother wil brullen in Arena’s
De Australische band Wolfmother is terug. Zanger/gitarist Andrew Stockdale wil dat best weten. Het nieuwe album heet niet voor niets ‘Victorious’. Het geluid is bewust groots en de uptempo rocksongs lijken gemaakt voor de stadions. Tien jaar geleden was de band er opeens. Vanwege een monsterlijk sterk titelloos debuut werden de heren van Wolfmother anno 2006 zelfs even gezien als de nieuwe redders van de rock-‘n-roll. Dat jaar konden ze dat op Lowlands bewijzen, een jaar later moest Pinkpop eraan geloven. Het geluid was supergroovy, moddervet en zo retro als bloemetjesbehang uit de flowerpowerperiode. Van de Black Sabbath-achtige hardrockriffs tot de psychedelische productietrucjes – alles ademde 60’s en 70’s aan Wolfmother. Tot de looks van de met een grote haardos vol krullen getooide bandleider aan toe. De in Brisbane geboren Andrew Stockdale (39) vertelt nog altijd gek te zijn op muziek van vóór zijn geboorte. “Ik ontdekte pas laat wat pop en rock inhielden. Mijn ouders luisterden louter naar klassiek. Het waren de elpees van The Doors, Dylan en The Beatles, die mijn oudere broers het huis in smokkelden, die me het licht lieten zien.” Stockdale haalde de schade meer dan in. Hij verzamelde alles wat hij aan oude rockmuziek te pakken kon krijgen en leerde en passant alle mogelijke instrumenten te bespelen. “Nee, er zijn niet veel muziekinstrumenten waar ik niet mee uit de voeten kan. Ik pak iets aan, ga ermee aan de slag. Zo componeer ik ook. Meestal begint dat met het pakken van mijn elektrische gitaar. Ik probeer een halfuurtje wat riffs uit. Ik raak ervan in de stemming en kijk vervolgens wat er gebeurt. Ik neem dat op, luister het terug, voeg bas en drums toe, arrangeer wat en edit het uiteindelijk in een rockarrangement. Na drie of vier uur heb ik dan een nieuw nummer. Zo gaat het eigenlijk bijna altijd. Die liedjes duren wat mij betreft ook steeds niet veel langer dan drie minuten. Ik ben snel verveeld. Het zijn popliedjes, daar moet je de elementen niet te vaak van herhalen. Ik ga liever weer voor een fris nieuw idee dan zo’n song uitmelken of voorzien van lange solo’s. Teksten komen ergens vandaan aanvliegen, maar vraag me niet waarvandaan. Van dat proces snap ik zelf amper iets.”
TIJDLOOS EN HERKENBAAR
Op ‘Victorious’ lijken die teksten anders dan op de albums ‘Wolfmother’ (2005) en ‘Cosmic Egg’ (2009). Toen zaten ze nog vol metaforen, waren ze cryptisch of leken ze stoned tot stand gekomen te zijn. Veel handelde over ontsnappen aan de heibel in zijn hoofd en omgeving, zo liet hij me tijdens een eerder interview in 2007 weten. Nu lijkt het alsof hij de liefde ontdekt heeft, want dat is een groter thema dan voorheen. “Dat klopt. Liefde is fijn, tijdloos en herkenbaar. Door die aan te boren, klink ik stukken minder zweverig, zo blijkt. Liefde staat voor mij tevens voor actie: je geeft iets weg, maar daar komt ook iets voor terug. De meest duidelijke evolutie in mijn muziek zit in mijn teksten en interesses voor onderwerpen. Tien jaar geleden waren ze vele malen vager. Niet dat ze stoned tot stand kwamen. Ik dronk ook toen niet en gebruikte geen drugs. Wel mediteerde ik. Daardoor interpreteerde ik bepaalde objecten wat anders dan anderen. In je onderbewustzijn ontstaat dan een nieuw soort realisme. Dat kan op sommige mensen wat vreemd overkomen. Maar het leverde interessante liedjes op – zweverig of niet.” In 2014 bracht Stockdale een derde album uit: New Crown. Hij nam het deels in de Mates Rehearsal Studios in L.A. op, deels in zijn Byron Bay Studio in New South Wales, produceerde het zelf en bracht het ook zelf als independent uit. Hij beschouwt het als een tussendoortje. Zonder promo en goede verspreiding is het album voor velen in de muziekwereld onder de radar gebleven. Nu is er betrekkelijk snel een nieuw album. “Er is de laatste jaren zakelijk wel het een en ander gebeurd. Die periode laat ik nu achter me. Ik heb een nieuw management, een nieuwe platendeal bij een majorlabel en heb uit achttien sterke nieuwe tracks er tien geselecteerd voor ‘Victorious’.” Dat wilde hij niet opnieuw zelf produceren. Net als bij de eerste twee albums kwam hij bij een topproducer uit. Na Dave Sardy en Alan Moulder werd het dit keer Brendan O’Brien. “Die naam werd door het management voorgesteld. Ik sta overal voor open en de klus paste in zijn drukke schema. Het is goed dat iemand van buitenaf naar mijn ideeën luistert, de zaak structuur geeft en het geheel van een fris geluid voorziet. Hij bleek een goede keuze. Een grote gok was dat overigens niet. O’Brien had met producties voor Pearl Jam, Soundgarden en Bruce Springsteen al heel fraaie dingen laten horen.”
ENORM COMPLIMENT
Stockdale vertelt volledig blanco op O’Brien te zijn afgestapt. In de Henson Studios in L.A., zonder band, zonder eigen instrumenten, maar wel met de door hemzelf in New South Wales gemaakte demo’s. “Ik liet ze aan hem horen en was benieuwd waar er volgenshem winst was te behalen. Dat was voornamelijk in de drumpartijen. O’Brien opperde om Josh Freese (Nine Inch Nails, A Perfect Circle, Bruce Springsteen, red.) en Joey Waronker (Beck, Gnarls Barkley, R.E.M., red.) de tracks opnieuw in te laten drummen. Dat pakte goed uit. Erg opwindend. De gitaar- en baspartijen op het album zijn wel nog allemaal van mij.” Wie goed naar de nummers luistert, hoort opnieuw waar Stockdale ook voor Victorious de mosterd haalde: er komen wat riffs voorbij die AC/DC, Led Zeppelin en Black Sabbath in herinnering roepen, er zijn gitaarmelodieën die met die van Boston kunnen wedijveren, er is aan de vroege Pink Floyd verwante psychedelica, maar ook de sound van The Faces en Monster Magnet diende soms als blauwdruk. Stockdale: “Ik ontken niets. Ik ben van alles wat je opsomt groot fan. Dat je Boston eruit pikt, beschouw ik als een enorm compliment. Tekstueel ben ik veranderd, stijltechnisch blijf ik trouw aan de muziek waarmee ik me al jaren nauw verbonden voel. Die muziek uit de jaren zestig en zeventig beschouw ik als tijdloos. Ik streef ernaar hetzelfde met mijn muziek te bereiken, ook al kan ik nu moderne hulpmiddelen gebruiken die zij destijds niet ter beschikking hadden.”
GEEN MOEILIJK MENS
Andrew Stockdale componeerde een groot deel van het album met grote stadions in het achterhoofd. Er staan wel een paar ‘kleinere’ songs op ‘Victorious’, met ook akoestische gitaren. Het merendeel liet hij door O’Brien maar al te graag voorzien van een groots en vet geluid. “Die megagrote stadionsound, I love it… Wolfmother is voor mij, thuis in Australië, een soloproject waarvoor ik alles als een soort Prince zelf inspeel; Wolfmother naar buiten toe is een rockmonster dat het liefst in zo groot mogelijke arena’s brult.” Stockdale is de enige vaste waarde in de groep. Sinds het bestaan van Wolfmother, opgericht net na de eeuwwisseling, heeft hij negen verschillende muzikanten versleten. Het lijkt erop dat hij niet gemakkelijk een band bijeen weet te houden. “Dat ligt iets genuanceerder. Sommige muzikanten konden maar één tournee aanhaken, anderen keerden later weer terug. Ach, muzikanten komen en gaan. Dat is niets persoonlijks. Ik ben ook helemaal geen moeilijk mens om mee te werken, denk ik. Mijn huidige bassist Ian Peres zit alweer zeven jaar in de band. Naar een nieuwe drummer voor de volgende tournee ben ik wel nog op zoek. Ook live wil ik op dat punt de groep naar een hoger level tillen. De nieuwe tracks verdienen dat. Ik wil absoluut gaan knallen!”
Wolfmother live: de band speelt 26 april in Paradiso (Amsterdam, uitverkocht), 29 april in De Oosterpoort (Groningen) en 30 april in 013 (Tilburg).
Wolfmother op Bol.com:
Door Willem Jongeneelen / Fotografie: Caleb Coppola
Dit artikel verscheen eerder in Soundz.