Stories
Interview Frank Boeijen: man met een missie
Frank Boeijen was in de jaren tachtig de droom van iedere vrouw, maar hij gooide muzikaal het roer om en de laatste 25 jaar ontwikkelde hij zich tot een durfal van het zuiverste water. Hij experimenteerde met kunst, poëzie en prachtige liedjes. Nu is er weer een volbloed Frank Boeijen-album, dat luistert naar de titel ‘Land van belofte’. Uw verslaggever reisde af naar Boeijen-stad Nijmegen. We liepen een rondje door Kronenburgerpark en spraken af in De Vereeniging.
De afgelopen weken kwam zijn naam regelmatig voorbij. Zijn hitsongs Zeg me dat het niet zo is, Zwart wit en Kronenburg Park scoorden weer hoog in de Top 2000. Ondertussen riep Marco Borsato dat Frank Boeijen met afstand zijn favoriete zanger is. De komende maand staat hij niet voor niets zij aan zij met de Alkmaarder op het podium van Symphonica in Rosso. En tegelijkertijd start de Gelderlander met zijn eigen omvangrijke theatertour. Als Boeijen het onlangs mooi verbouwde restaurant De Vereeniging binnenstapt, valt meteen op hoe weinig hij de laatste kwart eeuw is veranderd. Het blonde golvende haar, dat mooi gevormde hoofd en afgetrainde lijf kennen we nog uit de bekende clipjes van de Frank Boeijen Groep. Goed geconserveerd noemen we dat. De nu 58-jarige Boeijen praat zachtjes als we hem begroeten. Na een korte wandeling zijn we aangekomen in het Kronenburgerpark, een klein stadsparkje met een enorm beeld van een leeuw als eyecatcher, in 1886 gemaakt door de lokale beeldhouwer Henri Leeuw sr. Naast de vijver met de befaamde zwarte zwanen staat de Kruittoren, een overblijfsel van de oude omwallen van Nijmegen. “Voor de oorlog had Nijmegen veel meer oude gebouwen en monumenten. We zijn twee keer gebombardeerd. Eerst door de Amerikanen, die dachten dat Nijmegen in Duitsland lag, en daarna tijdens Market Garden, een offensief van de geallieerden in september 1944.” Boeijen woont zijn hele leven al in Nijmegen. “En ik heb ook geen behoefte om weg te gaan. Dit is de plek waar ik me thuisvoel.”
‘Land van belofte’ voelt ook als thuiskomen. Het is een classic Frank Boeijen-album geworden.
“De meeste nummers had ik al en een paar songs zaten in de pen. Achter elke song zit een verhaal. Waar dan ook, het nummer dat ik met Daniël (Daniël Lohues, red.) heb geschreven, gaat over onze oude manager en raadsman Jan van Dingstee (De opbrengst van creativiteit, red.). Er was altijd een traditie dat Daniel en ik in het voorjaar naar zijn chambre d’hôte in Frankrijk gingen. Hij had een boek geschreven en wilde graag dat ik vorig jaar dat boek zou presenteren. Het nummer gaat erover dat je overal geluk kunt vinden, waar je ook naartoe gaat.”
Je laatste platen waren geen hapklare brokken, maar de échte songsmid in je is weer boven komen drijven.
“Ik vond het wel interessant om dit keer songs te schrijven met een eigen identiteit. Dat ze, zeg maar, ook zonder elkaar bestaansrecht hebben. Met een nummer zoals In de hemel ver grijpen we bewust terug naar de jaren tachtig en negentig. Ik vond het mooi om terug te kijken op die tijd. Dat is de sound die we in de jaren tachtig vaak gebruikten. De sfeer van de hele plaat is erg traditioneel. Traditionele instrumenten, nostalgische geluiden.”
Denk jij dat je de grens hebt bereikt van wat je met Nederlandstalige muziek kunt doen?
“Soms wel, maar je gaat toch gewoon weer iedere keer verder. Mijn vorige project, Een vermoeden van licht , was extreem. Ik denk dat je in de Nederlandstalige muziek niet verder kunt experimenteren dan dat wij met dat album en boek hebben gedaan. Ik onderzocht gewoon alle nieuwe vormen in de Nederlandse muziek. Dat was een echt kunstproject, maar dit zijn ‘gewoon’ liedjes. Echte songs.”
Je wilde dit keer dus een pure ambachtelijke liedjesplaat maken?
“Jazeker, maar deze plaat is in mijn ogen absoluut niet bedacht. Die samenwerkingen met Daniël, maar ook met Paskal (Paskal Jakobsen, red.) zijn op een natuurlijke manier tot stand gekomen. Ik kwam Paskal in Middelburg tegen, waar hij woont. Hij heeft een pauze met BLØF en zag het meteen zitten om samen met mij te schrijven. Dat deden we overigens ook al eens in 2001. Ik vind Sluit je ogen, het resultaat, zeer verrassend. Ook met Guus (Guus Meeuwis, red.) is het zo gegaan. Ik heb voor zijn laatste cd de song Het gaat zo snel voorbij geschreven. En Guus gaf aan dat hij dat nog wel een keer wilde doen. Daarnaast is het erg fijn om samen met hem te zingen.”
Je hebt de plaat zelf geproduceerd en ingespeeld met je eigen band, op de ouderwetse manier, in topstudio’s in Brussel en Loosdrecht.
“Ik hoop dat het resultaat heel puur klinkt, maar het is goed om te zien dat er heel veel jongeren tegenwoordig geïnspireerd zijn door de muziek uit de jaren zestig en zeventig. Dat is wel de sound die wij nastreefden. Ik houd van een pure en natuurlijke sound, die zonder poespas is opgenomen. Het was voor mij erg belangrijk dat het album energie zou hebben.”
‘Weet je wat het is’ gaat over ouder worden.
“Ik vraag me af waar het nu eigenlijk in het leven om draait. Je komt op een bepaald punt dat je toch alles weet te relativeren. Als ik om me heen kijk, word ik daar niet vrolijk van. Ik ben eigenlijk altijd bezig met de vraag: wat maakt het leven waard om te leven? Een hele essentiële vraag.”
Je bent ook wel een contradictie: in je teksten reis je heel veel en ook in het echte leven zoek je vaak het buitenland op, maar toch woon je je hele leven al in dezelfde stad.
“Ik vind het leuk om verschillende woonruimtes te hebben. Ik had ook een ruimte in België, maar daar ben ik mee gestopt, omdat het allemaal wat te veel werd. Maar eigenlijk doet het er niet zoveel toe waar je woont. Als je terugkomt, moet je jezelf wel thuisvoelen. Dat vind ik erg belangrijk. Ik ben heel vaak weg en die behoefte naar rust is groot bij mij. Natuurlijk heb ook ik ooit de behoefte gehad om in Amsterdam te gaan wonen. Het is er echter nooit van gekomen. Ik besef nu heel goed dat het erom gaat hoe je woont en dat ik een soort van rust om me heen weet te creëren.”
Tegelijkertijd schuw je het grote publiek. Ik noem Vrienden van Amstel, ik noem Symphonica in Rosso…
“Ik vind het prachtig om op Vrienden van Amstel te staan of Symphonica in Rosso. Dan sta je daar toch maar even met je eigen muziek in een bomvolle zaal. Onlangs deed ik nog de Helden van de Top 2000 in de Heineken Music Hall. Maar ik heb ook in het Sportpaleis in Antwerpen gestaan. De eerste keer dat ik Vrienden van Amstel deed, was ik toch wel een beetje bevreesd. Je staat daar toch gewoon met je eigen liedjes.”
De tekst van ‘Boodschap van Holland’ vind ik erg boeiend.
“Dat is eigenlijk de boodschap volledig omgedraaid. Ik zit aan de andere kant van de wereld en er gebeurt hier iets wat mij enorm aangrijpt. Een familieaangelegenheid in eigen kring, waardoor ik mij op die locatie elders heel machteloos voel. Als je niet goed luistert, kun je het ook andersom interpreteren. Het is een toevalligheid, want ik heb Boodschap van Holland al een paar jaar geleden geschreven. De song had in eerste instantie ook helemaal geen vaste vorm en tóch speelden we die. Hij kon ter plekke alle kanten opgaan en dat leverde heel spannende situaties op. Het is in mijn ogen een lied dat eruit springt.”
Frank Boeijen vraagt: waar dacht jij dat het over ging?
“Ik dacht dat het over het vluchtelingen- probleem ging, maar zoals je eerder zei: je zult nooit een bepaald probleem letterlijk bezingen.”
FB: “Deze vluchtelingenproblematiek gaat natuurlijk ook weer voorbij. Dat hebben we ook al eens in de jaren negentig gezien. En ik wil niet met een lied zitten dat er niet meer toe doet. Of zoals Bob Dylan ooit zei: ‘Schrijf nooit een lied over de lente, want voordat je het weet, is het zomer. Of: schrijf nooit een liefdesliedje als je verliefd bent’.”
We zitten hier in Nijmegen, jouw stad. Ben jij loyaal aan je oude vrienden?
“Ik heb met een aantal van hen nog veel contact. Zij houden mij ook bij de les. Dat vind ik erg belangrijk. Het is prettig om toch een soort van houvast te hebben aan mensen die al heel lang om je heen zijn. Al mijn broers en zussen leven nog. Ik was de jongste en zij voedden mij op met Dylan, The Beatles en Stones, maar ook met Harry Belafonte, Pete Seeger en Joan Baez. En dat zit toch altijd in je muzikale onderbewustzijn. En als ik bij de groenteman kom en die zegt tegen mij: ‘Dat was toch wel een beetje raar hoe jij gisteren op televisie deed’ komt dat wel binnen. Mijn ouders komen oorspronkelijk uit Brabant, maar ik ben hier geboren. Ik houd ook nog steeds van de prachtige omgeving rondom Nijmegen.”
Je hebt altijd contact gehouden met Wout Pennings, de man met wie je in 1977 je eerste album uitbracht.
“Jazeker, tot hij in 2014 overleed. Ik heb heel veel van hem geleerd. Kort daarna heb ik de Frank Boeijen Groep opgericht. Maar loyaliteit is voor mij belangrijk. Er is altijd een club van muzikanten om mij heen waar ik op terug kan vallen en dat is heel fijn. Ik zoek mijn muzikanten niet alleen uit op hun kwaliteiten, maar ook op hoe ze als persoon zijn.”
Met die mensen dook je al in 1987, na de release van ‘Welkom in Utopia’, het theater in. Je was toen een absolute trendsetter. Je wilt met dit album niet terug naar het clubcircuit?
“De laatste jaren doen we in de zomer zeker wel weer buitenoptredens. Dat hadden we een lange tijd niet gedaan. In 2009 ben ik toch weer gezwicht voor een festival in Noord-Holland. Dat was het Indian Summer Festival en ik vond het geweldig om te doen. Het is een andere discipline. Maar nee, het clubcircuit wil ik op dit moment niet meer doen, maar wie weet in de toekomst. Kijk, ik kom oorspronkelijk niet uit het theater, maar dat levert toch regelmatig explosieve optredens op. Ik vind het ook nog altijd leuk, zeker in de buitenlucht, om die oude liedjes van de Frank Boeijen Groep te spelen.”
Je laat je, zeker de laatste jaren, niet leiden door commercie. Wat zijn je doelen bij het maken van een album?
“Weet je, als ik er maar in geloof, is het goed. Zo zie ik het. Ik heb het mezelf niet gemakkelijk gemaakt, maar dit is wel een plaat die erg toegankelijk is. Ik ga op mijn gevoel af en dat heeft altijd gewerkt. Als ik genoeg mooie liedjes heb, neem ik een plaat op. Ik kan mezelf goed ontspannen en reizen is altijd een uitweg geweest. Maar eigenlijk ben ik altijd bezig. In de zomer doe ik buitenoptredens en in de winter de theaters en gastoptredens. De agenda is vol.”
Is experimenteren met Nederlandstalige muziek niet een beetje jouw leidmotief geworden?
“Ik heb wel geprobeerd om de grenzen op te zoeken en te kijken hoe ver je kunt gaan. In feite heb je alle vrijheid, omdat je toch die taal kent. Soms ging ik daar heel ver in, zoals op het album Fim do Mundo (2007), met daarop slechts één lied dat meer dan een uur duurt. Dat is de zaak echt oprekken. Kijk, die stem blijft toch altijd hetzelfde, net als die taal, of ik nu met een jazzband, klassiek orkest of een rockband speel. Dat vind ik een interessant gegeven. Daarnaast vind ik het ook van belang om concrete en duidelijke liedjes te schrijven. Mooi is het als beide op een album lukt.”
Marco Borsato roept om de haverklap dat jij zijn favoriete zanger bent. En de schrijvers Özcan Akyol en Fidan Ekiz zetten je ook al bij DWDD in het zonnetje. Volgens mij ben jij niet zo van de complimentjes.
“Dat was zeker heel bijzonder, maar ik vind dat altijd moeilijk, hoor. Het is leuk, zo’n compliment. Je werkt hard aan je songs en je carrière en bewondering op de goede manier is prima, maar daarna moet je gewoon verder.”
Blijkbaar sluiten jouw teksten aan bij de emotie en het gevoel van die mensen. Zijn er songs die bij dat soort gelegenheden boven komen drijven?
“Op een lied zoals Vaderland word ik heel vaak aangesproken. Het is eigenlijk ook een omgedraaide Boodschap van Holland. Het heeft te maken met het verlangen naar huis en is een song die in deze tijd past. Nu ik er zo over praat, zal ik deze song zeker tijdens de komende theatertournee gaan doen. Maar ook De verzoening. Dat nummer komt bij veel mensen binnen.”
Je hebt meer dan vijfhonderd songs geschreven en tientallen albums gemaakt. Wat zijn jouw ijkpunten?
“Welkom in Utopia is het eerste album waarmee ik het theater inging. Het was een prachtig geheel. Ik vond dat ik vanaf dat moment een duidelijke vorm had gevonden. In de jaren negentig vond ik Jazz in Barcelona er wel uitspringen. We lieten zien wat er mogelijk was met Nederlandstalige muziek en dat we het zelfs met een jazzband konden doen. Ook daar werd nogal wisselend op gereageerd. Daarnaast de albums Vaderland en De ballade van de dromedaris, platen waarop experiment en concrete liedjes bij elkaar komen.”
Bestel ‘Land van belofte’ bij Bol.com:
Tekst: Jean-Paul Heck
Foto: Corb!no
Dit artikel verscheen eerder in Soundz.