Stories
Wally Tax: een grillig genie
Een grillig genie. Het is wellicht de beste en meest bondige manier om het fenomeen Wally Tax samen te vatten. Zowel met zijn band The Outsiders, onder zijn eigen naam en als songschrijver voor anderen levert hij een vitale bijdrage aan de Nederlandse popmuziek, vooral in de jaren zestig en zeventig. Zijn leven wordt echter ook gekenmerkt door veel tragiek, waar hij deels zelf een hand in heeft. Gevolg is dat er soms jarenlang taal noch teken van hem vernomen wordt. De nieuwe cd-box van de band en zijn frontman heeft dan ook de titel Cloudburst gekregen, naar een prachtig nummer op zijn allerlaatste album. Want op de spaarzame momenten dat Tax zich wel meldt – met een album of een nieuwe tournee – levert het toch altijd iets bijzonders op; een wolkbreuk van creativiteit De zanger, die na een turbulent leven op 10 april 2005 overlijdt, is daarnaast een van de meest markante persoonlijkheden die de muziek in Nederland ooit heeft gekend.
Wally Tax begint zich eind jaren vijftig muzikaal te roeren. Een prille tiener is hij dan nog. Hij speelt aanvankelijk gitaar in Jimmy Revon & The Outsiders. Zanger is Leendert Groenhof. Het is ook de band waarin Wally voor het eerst samenwerkt met gitarist Ronnie Splinter. Begin jaren zestig stabiliseert de bezetting zich rond Wally Tax in zijn deels nieuwe rol als zanger en gitarist, Ronnie Splinter, bassist Appie Rammers en drummer Leendert Busch. In 1965 wordt als tweede gitarist Tom Krabbendam ingelijfd, waarna Wally Tax zich volledig op de zang kan richten.
De bandnaam is dan al ingekort tot The Outsiders. Hoe weloverwogen die naam ooit gekozen is, is niet meer te achterhalen, maar het past de band en vooral de zanger als een handschoen. Wladimir Tax, zoals hij in 1948 ter wereld komt, is de zoon van een Nederlandse vader en een Oekraïense moeder die elkaar hebben leren kennen in een Duits werkkamp. In interviews mijmert hij regelmatig over zijn melancholische inborst, die volgens hem geworteld is in zijn moeders achtergrond en de verschrikkingen waar zij in de oorlog getuige van geweest zou zijn. Het maakt hem al jong rijper en gevoeliger dan veel van zijn leeftijdsgenoten. En dus een echte Outsider.
De eerste single van The Outsiders, You mistreat me, rammelt nog dat het een lieve lust is. Nadat de Amsterdamse band onderdak gevonden heeft bij het Relax label van presentator en platenbaas Willem Duys ontluiken The Outsiders pas echt. In 1966 verschijnen via de nieuwe platenmaatschappij drie plaatjes. Allemaal klassiekers: Lying all the time, Keep on trying en Touch. Van het breekbare verdriet in Lying all the time tot het punk-achtige venijn van Touch – de veelzijdigheid van The Outsiders is dan al opvallend. Het zijn songs die geschreven worden door het duo Ronnie Splinter (muziek) en Wally Tax (teksten). Het podium hoogtepunt van het jaar betreft een optreden in Den Bosch in het voorprogramma van The Rolling Stones. De Engelsen, waar The Outsiders zich ooit naar modelleerden, worden overklast door het Nederlandse voorprogramma aangevoerd door de charismatische Wally Tax.
In 1967 verschijnt het langverwachte debuut. De A-kant is live opgenomen in De Schuur in Breda en de B-kant bevat studiomateriaal. Het is een geniale zet, aangezien The Outsiders een geduchte en zelfs beruchte live band zijn. Waar het vijftal zich ook durft te vertonen, worden ze opgewacht door gillende meiden en loopt de boel niet zelden uit de hand. De vele vechtpartijen noopt de band regelmatig een groep uit de kluiten gewassen jongens mee te nemen naar potentiele risico-optredens in de provincie. Ondertussen blijven prachtige singles uitkomen, waaronder het wonderschone Summer is here dat opnieuw laat horen hoeveel compositorisch talent er achter de ruwe bolster schuilgaat. Nog datzelfde jaar verschijnt Wally’s eerste soloplaat: Love-In. Hoewel hij met de titel in lijkt te haken op het hippietijdperk is het in werkelijkheid een redelijk traditioneel album vol door Bert Paige gearrangeerde popballades. Het album is goed, verkoopt ook heel verdienstelijk, maar zijn bandleden zijn bepaald ongelukkig met deze melodieuze zijstap.
Achteraf gezien is het opvallend hoe snel het kaartenhuis na dat topjaar in elkaar zijgt. De band neemt in 1968 met de curieuze single A cup of hot coffee, dat gestoken wordt in een lp-hoes, afscheid van Relax en stapt over naar Polydor. Nog datzelfde jaar verschijnt daar C.Q., dat een intense combinatie van garagerock en psychedelica bevat. Decennia later wordt het door verzamelaars wereldwijd herontdekt als een van de parels van de late jaren zestig, maar het verschijnt onder een ongunstig gesternte. Er blijkt nauwelijks een publiek te zijn voor The Outsiders nieuwe stijl en de leden zijn zelf ook ongelukkig met het artistieke resultaat. In 1969 valt de band uit elkaar.
Zoals alom ook verwacht wordt, is de getalenteerde Wally Tax de eerste die weer van zich laat horen. Hij lijkt zelfs een vliegende start te maken als hij met zijn nieuwe band Tax-Free een album mag maken voor Polydor. Geld lijkt geen rol te spelen. John Cale, ex-The Velvet Underground, speelt mee op de meeste nummers en de opnamen vinden plaats in de door Jimi Hendrix opgezette Electric Lady studio in New York. De eerste reacties op de aangename soft-rock waarmee de titelloze plaat gevuld is, zijn positief. Zo krijgt Tax-Free een Billboard Award van het toonaangevende Amerikaanse muziektijdschrift. Als de plaat in de winkel ligt, heeft de ongedurige Wally Tax de band echter alweer ontbonden.
In de periode die volgt, heeft hij meer succes onder eigen naam. Met Wally Tax en Tax Tonight brengt hij in 1974 en 1975 twee uitstekende platen uit, terwijl hij hits scoort met de puntgave popsongs Miss Wonderful, It ain’t no use, Evidently en Bridges are burning. Hij manifesteert zich ook steeds meer als een productieve songschrijver voor anderen. Hij bezorgt het ABBA-achtige gezelschap Champagne verschillende hits, terwijl Lee Towers zijn lange en succesvolle loopbaan lanceert met het door hem geschreven It’s raining in my heart.
Ondanks de successen laten zijn demonen hem niet met rust. Drank en drugs worden een steeds belangrijkere factor in zijn leven. Financiële problemen en een chronisch somber gemoed doen de rest. De dood in 1984 van zijn vriendin Laurie Langenbach blijkt achteraf gezien een klap die hij nooit meer echt te boven komt. Wally Tax zakt dieper dan voorheen weg in zijn verslavingen, terwijl er nauwelijks meer werk uit zijn handen komt. Zijn talent flakker echter een paar keer op. De comebackplaat Springtime In Amsterdam uit 1990 is verrassend sterk, maar verkoopt matig. Een met veel publiciteit omgeven reünie van The Outsiders verloopt in 1997 helemaal in stijl: volkomen chaotisch. Appie Rammers vertrekt halverwege de rit en in 1998 is ook Wally Tax alweer met slaande deuren vertrokken. In 2002 verschijnt in de vorm van The Entertainer wel een nieuwe soloplaat, al bevat deze opnamen uit 1996. Opnieuw is het een sterk album, met hoofdzakelijk eigen werk. De opleving krijgt opnieuw geen vervolg en na weer een relatief stille periode wordt op 10 april 2005 bekend dat de zanger in zijn woning in Amsterdam-Oost is overleden. Enkele weken eerder treedt hij nog op in de kleine zaal van Paradiso. De poptempel wordt ook het decor van zijn afscheid, waar vele collega’s en bewonderaars warme woorden wijden aan de unieke zanger en componist die de Nederlandse popmuziek verloren heeft.
‘Ik heb meer dan een gemiddeld mens met tegenslagen te kampen gehad’, laat Wally Tax aan het eind van zijn leven optekenen. Een even ware als droeve conclusie. Het heeft zijn volstrekt oorspronkelijke talent voor het schrijven van songs dan ook danig in de weg gezeten. Tegelijkertijd is het een wonder dat hij ons nog zoveel nagelaten heeft. De rauwe rock van The Outsiders, met songs die inmiddels gekoesterd worden door talloze Europese en Amerikaanse garagebands. En de mooie, soms wat miskende liedjes die hij later schrijft. Het is verleidelijk te mijmeren over wat er nog meer ingezeten had. We kunnen ook genieten van wat hij ons wel schonk.
De 12 cd’s tellende box Cloudburst is nu te bestellen bij Platomania, Velvet en Bol.com
Tekst: Robert Haagsma